-
1 fleck
n. vlek--------v. maken van een vlekfleck1[ flek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vlek(je) ⇒ plek(je), spikkel(tje)2 deeltje♦voorbeelden:————————fleck2〈 werkwoord〉1 (be)spikkelen ⇒ vlekken, stippen♦voorbeelden: -
2 a fleck of dust
-
3 grain
grain [grẽ]〈m.〉2 bolletje ⇒ kraal, kern, pil4 zaad♦voorbeelden:séparer, trier le bon grain de l'ivraie • het kaf van het koren scheidencafé en grains • ongemalen koffie(bonen)grain de poussière • stofje, vuiltjegrain de sable • zandkorrelmettre son grain de sel • z'n neus in andermans zaken steken; zijn zegje doen, een duit in het zakje doengrain d'un cuir • nerf van een leersoortpeau à gros grains • huid met wijde poriënsans grain • effen, glad→ pouletm1) graankorrel2) bolletje3) graan4) zaad5) ruwheid6) greintje7) stortbui8) rukwind, vlaag [schip] -
4 poussière
poussière [poesjer]〈v.〉1 stof♦voorbeelden:poussières volcaniques • vulkanische asenlever, ôter la poussière • stoffen, stof afnemenfaire de la poussière • stuiven, stof doen opwaaienune poussière d' étoiles • een sterrenwolktomber en poussière • tot stof vergaan→ grainf1) stof(je)2) kleinigheid -
5 mote
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский